Lust je nog peultjes?
Peultjes teelde ik voor het eerst dit voorjaar, in de Wawonatuin. De zaden kreeg ik van een vriendin. Het was eigen oogst; ik weet niet exact welke Pisum sativum dit was. Zij noemde het rijspeul.
Zaaien en planten
Natuurlijk was ik ongeduldig en begon ik vóór medio maart al te zaaien. Ik zette het jonge grut in de serre. Achteraf bekeken hebben peultjes diepere zaaipotten nodig: ze krijgen lange wortels, zoals veel peulachtigen.
Ook zaaide ik tezelfdertijd enkele rijen rechtstreeks in de aarde, onder een klimrek. Sommigen raden aan, om pas in april ter plaatse te zaaien. De serreplantjes zette ik na verpotten en afharden tussen hun broertjes buiten.
Het resultaat was heel goed, bij zowel de voorgezaaide groep als de direct gezaaide groep. Ze klommen lekker en bloeiden prachtig.
Klimrek
De loten van deze peultjes worden wel tot 2 meter lang. Een klimrek is noodzakelijk.
Zonder kennis van zaken bouwde ik er eentje met behulp van snoeihout (hazelaar) en touw.
Het zal later zelfs de najaarsstormen blijken te weerstaan, niet gek dus.
Oogsten
Peultjes moet je zo jong mogelijk eten, als je de zaden nét kunt zien. Dan zijn ze heel smakelijk. Bovendien stimuleert vroege pluk de oogst. Vanzelfsprekend eet je je peultjes op de dag van de oogst: supervers!
Bewaren
Toen de oogst groter werd dan de eetlust, koos ik voor conservering in de diepvries. Even blancheren, dan drogen en afkoelen en losjes in doosjes doen. Tijdens het invriezen af en toe schudden. Tien minuten voor consumptie uit de vriezer halen, even ontdooien en maximaal enkele minuutjes wokken. Op deze manier hebben we tot in de winter geweldig genoten van deze heerlijke groente!
‘Wat zeg je daar nu van?’ Dat is de betekenis van het spreekwoord ‘Lust je nog peultjes’. Ik zeg: volgend jaar wéér!